(.....)
“Ik maak een aantal minimale schetsjes, maar het eigenlijke startpunt van het werk is het materiaal. Dat kunnen gevonden of verzamelde objecten zijn, maar ook bijvoorbeeld een stuk zink of hout dat nog in mijn atelier staat. Ik ga daarmee ‘gewoon aan de gang’ en laat daarbij het toeval toe, maar dat toeval is niet helemaal ‘blanco’. Ik heb dat wel eens betiteld als een ‘gestuurd toeval’. Dat klinkt als een paradox, maar toch klopt het. Door ervaring kan ik dat toeval sturen.”
(.....)
Op het punt van de vorm wisselt Hans de periodes af. Heeft hij in de vorige kastjes of doosjes met allerlei objecten erin gemaakt, dan worden het in de volgende bijvoorbeeld tekeningen, foto’s of dagboekjes.
“In zo’n periode maak ik series, waarbij het ene werkstuk als aanzet voor het volgende dient. In het maken van het werk – en dan met name het vrije werk – is natuurlijk het ambachtelijke, het technische en de ervaring die ik als kunstenaar heb opgebouwd, van wezenlijk belang. Maar ík ben het die het werk maakt. En daar zit het eigene binnen de thema’s waarvan ik me bedien. Dat is o.a. de herinnering aan al datgene wat zich in mijn leven heeft voorgedaan. Dan kom je bij items als schoonheid, ontroering, eenzaamheid en troost. Maar het loopt samen op. Er is niet eerst het een en dan het ander, alhoewel het materiaal natuurlijk het startpunt is. Maar als ik eenmaal begonnen ben, gaat de ambachtelijkheid en de techniek een relatie aan met de inhoud, die intuïtief zijn werk doet. Die drie samen zorgen uiteindelijk voor het resultaat.”
(…..)
Het werk van Hans is ‘een kruising’ tussen autonome beeldende kunst, edelsmeden en grafische vormgeving. Dat hij zich niet bekent tot één van die disciplines, zou wel eens kunnen verklaren dat hij moeilijk is onder te brengen. Maar zijn positie wordt – voor een stuk althans – beter gedefinieerd door een interesse, die hij gemeen heeft met hedendaagse objectkunstenaars: die voor de religieuze en de volkskunst.
(…..)
Belangrijke thema’s in mijn werk zijn herinneringen – het verleden – en dromen van en over de toekomst. De toekomst die ook weer verleden en dus herinnering gaat worden. Met herinnering ben ik voortdurend bezig. Het laat me nooit los. Als ik op reis of op vakantie ben, vraag ik me steeds af wat er aan herinneringen zal overblijven. Ik ben voortdurend bezig met het ‘aanleggen’ van – in de vorm van verzamelingen – en het creëren van herinneringen, bijvoorbeeld door het maken van foto’s. Bij die verzamelingen maakt het me niet uit wat het is. Maar die vondsten onderscheiden zich dan door een mooie of interessante vorm of kleur. Ik zie meestal wel snel of ik ze ooit kan gebruiken in mijn werk, want daar gaat het natuurlijk ook om.
(…..)
De herinnering – als souvenir – laadt een voorwerp met een betekenis. En dat toekennen van betekenissen aan voorwerpen vind ik al even fascinerend. Wanneer krijgt een voorwerp een bepaalde betekenis? Als een kunstenaar het gemaakt heeft of is dat helemaal niet nodig? Als ik een aantal gevonden voorwerpen op een bepaalde manier orden en er dus een nieuwe samenhang van maak?
(…..)
Dat betekenis geven aan voorwerpen is geen speciale tic van mij. Mensen hebben het overal en altijd gedaan, of het nu kinderen of volwassenen zijn. Kinderen zijn er meesters in, maar ook volwassenen kunnen niet zonder. Een heel bijzondere vorm is natuurlijk het religieuze of magische voorwerp. Dat kan een boom zijn of iets anders dat gewoon wordt aangetroffen, maar ook objecten die er speciaal voor gemaakt zijn. Dat geven van betekenissen kan dan heel ver gaan, in die zin dat het bovennatuurlijk wordt. Ik wil er helemaal buiten blijven of dat bovennatuurlijke echt bestaat, maar je komt er niet om heen dat er mensen zijn die dat doen omdat ze er behoefte aan hebben.
En er komt natuurlijk nog een punt bij. Mensen geven betekenissen aan voorwerpen, maar voorwerpen geven ook betekenissen aan mensen. Denk maar aan kleding voor speciale gebeurtenissen, een trouwring of een opgespelde decoratie.
(…..)
Even terug naar het aanleggen van verzamelingen. Dat geldt ook voor mijn totale werk. Het lijkt er op of ik een denkbeeldige ruimte vul met van alles dat ik zelf graag zou willen hebben. Een soort privé-museumpje. Je kunt het vergelijken met een Kunstkammer. In mijn hoofd zit zo’n denkbeeldige ruimte. Wanneer ik daar rondhang, zie ik nog open plekken die gevuld moeten worden. En de ‘bestaande’ verzameling bepaalt dan wat er nog gemaakt moet worden.
(..…)
Er is natuurlijk een overeenkomst tussen de herinnering en het toekennen van betekenissen aan voorwerpen. En die overeenkomst ligt in de betekenis zelf. De mens moet blijkbaar aan alles een betekenis geven. Hij kan niet zonder. Dat betekenis geven – ook door middel van de herinnering – is een van de centrale thema’s van mijn werk. En als het om herinnering als betekenisgever gaat, dan is niet zozeer mijn persoonlijke herinnering het belangrijkste. Ik zoek veel meer naar het idee, het wezen van de herinnering.
(…..)
Daarnaast is er het toeval. Al even imponerend. Bestaat dat nu echt, een beetje of helemaal niet? Er zijn hele volksstammen, die denken dat alles en iedereen gestuurd en bestuurd wordt. Van alles komt voorbij: de stand van de maan, het sterrenbeeld waaronder iemand geboren is, invloeden vanuit een vorig leven en alle levens daarvoor, tot en met een godheid die aan voorbestemming doet. Of zijn dat allemaal ideeën en verzinsels van mensen? Mensen die niet kunnen leven met het idee, dat alles van toeval aan elkaar hangt en met die onzekerheid niet overweg kunnen.”
(…..)
De mens is vanaf zijn begin geconfronteerd met grote, onbegrijpelijke en angstwekkende dingen: de natuur, de dood, agressie van anderen etc. Daar reageert de mens op en daarop probeert hij op de een of andere manier greep te krijgen.
Als ik dat doortrek naar mezelf kun je stellen dat ik een eigen kleine wereld maak. Klein in letterlijke zin binnen kaders en doosjes. Maar ook inhoudelijk. Ik maak (telkens) een nieuwe wereld, die je zou kunnen vergelijken met een theatertje. Ik speel dus wel een rol, maar niet met grote gebaren of manifestaties.
(…)